Pachters van de wijngaard

Pachters van de wijngaard

Naar de gelijkenis van de gewelddadige pachters van de wijngaard

De gelijkenis die Jezus kort voor zijn overlevering vertelt (Lucas 20:9-19), laat niet veel te raden over. De kritiek op de wijnboeren mogen de godsdienstige leiders op zichzelf betrekken. Een gelijkenis die toepasbaar blijft op vele regeringen vandaag. We zien het zowel bij dictaturen als bij gekozen regeringen. Eenmaal aan de macht doen ze alsof de wijngaard - het land, het volk - van hen is en zij aan niemand meer verantwoording hoeven af te leggen. De route naar alleenheerschappij gaat overal volgens een vergelijkbaar recept.

De pachters van de wijngaard maken de oppositie verdacht door een karikatuur te maken van wat de oppositie beoogt; door tegenstanders persoonlijk aan te vallen en niet in te gaan op de zaak die zij bepleiten. Door ervoor te zorgen dat alle baantjes aan vrienden en leden van de eigen partij worden gegeven. En zo alle winst van de opbrengst in de zakken te laten vloeien van de corrupte bestuurders en hun vazallen. De wijngaard moet maximaal winst opleveren, dus worden de arbeiders opgezweept tot harder werken.

Er komt een woordvoeder van de armen naar de wijngaard met het verzoek of ze mogen delen in de oogst – de opbrengst van de wijngaard is tenslotte voor iedereen bedoeld. Maar hij wordt uitgejouwd en meteen maar verteld dat de ontwikkelingshulp die er nog was wordt wegbezuinigd. Met lege handen wordt hij weggestuurd en door de grenspolitie met geweld het land uitgewerkt.

De wijnbouwers gaan door met de aanval te openen op alles wie “anders” is dan zij zelf: niet van het eigen volk, niet vermogend, niet duidelijk man of vrouw. Door de aanval te openen op vreemdelingen, vluchtelingen en andere minderheden en die tot zondebok te maken voor alles wat er misgaat in de samenleving. En zo de aandacht af te leiden van het eigen falen van deze leiders.

Er is een predikante die zich in haar preek tot de wijnbouwers richt. Ze vraagt om barmhartigheid voor immigranten die gedeporteerd dreigen te worden. Ze vraagt om barmhartigheid voor de kinderen die zich anders voelen dan het lichaam waarin ze huizen. De predikante wordt in sommige media zwart gemaakt. De wijnbouwers eisen dat zij excuses maakt voor haar woorden.
 
Om meer macht te krijgen over de werknemers in de wijngaard en hen meer uit te kunnen buiten is het nodig alle controlerende instanties uit te schakelen. De rechters dienen hun oren naar de politieke leiders te laten hangen. Doen ze dat niet, worden ze zwart gemaakt en beschuldigd van subjectiviteit. Internationale verdragen moeten worden opgezegd, want die lopen je maar voor de voeten en dat geldt natuurlijk ook voor die hinderlijke milieuregels. Zorg voor de wijngaard als deel van Gods goede schepping klinkt hen vreemd in de oren.
De vrije pers is verdacht, want die onderzoeken ook zaken en publiceren wat er niet klopt. Ook het onderwijs en de wetenschap moet aan banden worden gelegd, want hun streven naar waarheid wordt niet op prijs gesteld.

Er komt een hoge rechter naar de wijngaard die zegt dat wat ze doen tegen de grondwet indruist, maar hij wordt uitgejouwd en zijn oordeel als subjectief neergezet.
De rechter kan toch niet op de stoel van de volksvertegenwoordigers gaan zitten?
De meerderheid van het volk heeft beslist en de sterkste partij heeft toch altijd gelijk? De rechter wordt afgepoeierd, moet voortaan beschermd worden en zijn familie krijgt dreigbrieven.

Dit alles is de wijnbouwers niet genoeg, ze willen dat de wijngaard helemaal van henzelf is. Die kans zien ze komen als de eigenaar tenslotte zijn eigen zoon naar hen toestuurt om zijn rechtmatig deel van de oogst op te eisen. “Hij is de erfgenaam”, fluisteren ze tegen elkaar, “als we hem doden is de wijngaard aan ons!”

Maar de machthebbers zijn gewaarschuwd. Als ze hun plannen doorzetten zal de wijngaard aan anderen worden gegeven. Ze hebben nog de kans om zich om te keren, goede wijnbouwers te worden. Als ze zich maar ter verantwoording laten roepen.
Zo niet, dan zullen ze ten val komen. Want de Zoon in de gelijkenis is de erfgenaam van de belofte. De belofte aan Abraham dat in zijn zaad alle volken gezegend zullen worden. De belofte van een wereld van vrede en gerechtigheid.
Hij is als de hoeksteen uit psalm 118; de steen die door de bouwlieden is afgekeurd maar door God tot de dragende steen van het bouwwerk gemaakt. Psalm 118 hoort bij Pasen, bij de Zoon die opstaat. Daar kunnen we ons aan vasthouden in deze duistere tijd. Dat vuurt ons aan om wie kwaad doen ter verantwoording te blijven roepen, tegenspraak te bieden aan een ieder die een loopje neemt met Gods goede voorschriften en de medemens geweld aan doet.

Ds. Gert Wybe van der Werff
meditatie voor Leeftocht (mei 2025)


 

terug